precies

precies¹{{/term}}

〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉

1 [juist] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 exact; 〈bijwoord〉 exactement

2 [nauwgezet] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 précis; 〈bijwoord〉 précisément⇒ avec précision

3 [+ niet][bepaald] 〈bijwoord〉 (pas) précisément

♦voorbeelden:

1   hij is precies zijn vader • c'est tout le portrait de son père

     dit vest past precies • ce gilet (me, te) va comme un gant

     iets precies weten • savoir exactement qc.

     helemaal precies weet ik het niet • je ne le sais pas exactement

     helemaal precies • tout à fait

     precies in het midden • en plein milieu

     precies om twaalf uur • à midi juste

     precies op tijd • à l'heure juste

2   zij is zeer precies op haar auto • elle prend grand soin de sa voiture

3   hij is niet precies handig • il n'est pas précisément adroit

¶   zij is precies vertrokken • elle vient juste de partir

————————

precies²{{/term}}

〈tussenwerpsel〉

1 exactement!

Deens-Russisch woordenboek. 2015.